V.

VI.

—Je hebt zeker het nieuws al gehoord, Basil? zei Lord Henry dien avond, toen Hallward binnen kwam in den Bristol, waar een tafel voor drie gedekt stond.

—Neen Harry, antwoordde de schilder, terwijl hij hoed en jas gaf aan den knecht, die boog. Wat is het? Toch niets in de politiek, hoop ik? Dat interesseert me niets.

—Dorian Gray is geëngageerd en gaat trouwen, sprak Lord Henry, hem aanziende, terwijl hij dit zei.

Hallward schrikte op en fronsrte de wenkbrauwen.

—Dorian trouwen, riep hij. Onmogelijk!

—Het is toch waarlijk waar.

—Met wie?

—Een of ander klein actricetje.

—Ik kan het niet gelooven. Dorian is veel te verstandig.

—Dorian is veel te verstandig, om niet nu en dan eens iets dwaas te doen, mijn beste Basil.

—Een huwelijk is toch niet iets, dat je zoo nu en dan eens doet,
Harry.

—Wel in Amerika, wierp Lord Henry kwijnend tegen. Maar ik heb niet gezegd dat hij al getrouwd was. Ik heb gezegd, dat hij nog maar geëngageerd was. Dat is een groot verschil. Ik heb een vage herinnering van mijn huwelijk, maar van mijn engagement weet ik niets meer. Ik geloof eigenlijk, dat ik nooit geëngageerd ben geweest.

—Ja maar, bedenk toch eens: Dorian, met zijn naam, zijn pozitie, en zijn geld. Het zoû toch bespottelijk zijn als hij zich zoo mésallieerde.

—Als je nu wilt, dat hij dat kind trouwt, heb je hem dit maar te vertellen. Dan zal hij het juist doen. Iederen keer als een mensch iets erg stoms doet, heeft hij er juist de edelste bedoelingen meê.

—Ik hoop tenminste, dat het een fatsoenlijk meisje is. Ik zoû het verschrikkelijk vinden, Dorian gebonden te zien aan een gemeen schepsel, dat hem fyziek en moreel zoû bederven.

—O, zij is beter dan fatsoenlijk, murmelde Lord Henry, en nam een slokje van zijn glas vermouth met oranjebitter; Dorian zegt, dat ze prachtig mooi is, en op dat punt is zijn opinie nogal te vertrouwen. Zijn portret heeft zijn smaak voor uiterlijk schoon wel ontwikkeld. Het is trouwens een van de vele goede uitwerkingen, die het gehad heeft. Wij zullen haar van avond zien, als die jongen tenminste zijn afspraak niet vergeet.

—Meen je het in ernst?

—In vollen ernst, Basil. Ik zoû het een ellendig perspectief vinden, als ik ooit nog ernstiger moest zijn dan nu.

—Maar keur jij het goed Harry? vroeg de schilder, terwijl hij de kamer op en neêr liep en op zijn lip beet. Je kunt het toch onmogelijk goedkeuren. Het is een dolle verliefdheid.

—Ik keur nooit iets goed of af. Dat is maar nonsens. We zijn niet op de wereld om onze moreele vooroordeelen te luchten. Ik luister nooit naar wat banale menschen vertellen, en ik bemoei me nooit met wat interessante menschen doen. Als iemand mij aantrekt, is iedere uiting van die persoonlijkheid mij even lief. Dorian Gray wordt verliefd op een mooie meid, die voor Juliet speelt en hij wil met haar trouwen. Wel waarom niet? Al trouwde hij met Messalina in eigen persoon, hij zoû daarom niet minder interessant blijven. Je weet heel goed, dat ik geen voorstander van het huwelijk ben. Een nadeel van het huwelijk is, dat het het egoïsme in een mensch doodt. Menschen zonder zelfzucht zijn kleurloos. Ze missen individualiteit. En toch zijn er enkele temperamenten, die door het huwelijk nog ingewikkelder worden. Ze behouden hun egoïsme en krijgen er nog verschillende andere ego's bij. Ze zijn gedwongen meer dan één leven te hebben. Ze worden edeler geörganizeerd, en edel geörganizeerd te zijn is, dunkt me, het doel van het leven. Buitendien heeft iedere ondervinding zijn waarde, en wat je ook tegen het huwelijk zeggen kan, het is in ieder geval altijd een ondervinding. Ik hoop, dat Dorian Gray dat kind zal trouwen, haar zes maanden op de handen zal dragen, en dan in eens op een ander zal verliefd worden. Het zoû een prachtige studie zijn.

—Je meent geen woord van wat je zegt, Harry, geen woord. Als het met
Dorian Gray slecht afliep, zoû het niemand meer verdriet doen dan jou.
Je bent beter dan je je voordoet.

Lord Henry lachte.

—De reden, dat wij zoo graag goed denken van onze vrienden, is: dat we allen doodsbang zijn voor onszelven. De bazis van optimisme is zuivere angst. We denken, dat we al heel edel zijn omdat wij anderen kwaliteiten toeschrijven, waar wij voordeel van kunnen trekken. We prijzen een bankier om een hoogeren wissel op hem te kunnen nemen, en we vinden goede kwaliteiten in een struikroover in de hoop, dat hij onze beurs sparen zal. Ik meen ieder woord, dat ik gezegd heb. Ik heb de grootste minachting voor optimisme. En wat dat huwelijk betreft, het zoû natuurlijk een dolheid zijn, maar er zijn nog andere verhoudingen tusschen een man en een vrouw. En die zal ik zeker aanmoedigen. Maar hier is Dorian zelf. Hij kan je er meer van vertellen dan ik.

—Harry, Basil, je mag me feliciteeren! riep de jongen, terwijl hij zijn ulster afwierp en zijn vrienden beurtelings de hand schudde. Ik ben nog nooit zoo gelukkig geweest. Het is wel nogal onverwachts gebeurd, maar alle genotvolle dingen komen onverwachts. En toch is het mij alsof ik er mijn heele leven naar heb uitgezien!

Hij had eene kleur van opgewondenheid en genoegen en was mooier dan ooit.

—Ik hoop, dat je altijd gelukkig zal zijn, Dorian, zei Hallward, maar ik vergeef je maar half, dat je mij niets van je engagement hebt laten weten. Je hebt het Harry wel verteld.

—En ik vergeef je niet te laat te zijn voor het diner, viel Lord Henry in, en legde hem met een glimlach de hand op den schouder. Kom, laat ons nu gaan zitten en zien hoe de nieuwe "chef" hier is; in dien tijd kan jij vertellen hoe alles gebeurd is.

—O, daar is niet veel te vertellen, riep Dorian uit, toen zij om de kleine ronde tafel gingen zitten. Het ging heel eenvoudig. Toen ik gisteren avond van je weg ging, Harry, kleedde ik mij, dineerde in die kleine Italiaansche restauratie in Ruperstreet, waar je me geïntroduceerd hebt, en ging om acht uur naar het theater. Sybil speelde Roselind. Het décor was natuurlijk afschuwelijk en Orlando bespottelijk. Maar Sybil! Je hadt haar moeten zien toen zij opkwam in haar jongenspakje! Ze was om te stelen. Ze droeg een groenachtig fluweel buisje met havanna mouwen, een donker bruin nauw broekje, en een coquet groen mutsje, waarop een haviksveêr met een juweel, en een kleinen mantel, gevoerd met dof rood. Ik heb haar nog nooit zoo mooi gezien. Ze had die fijne gratie van dat Tanagra-beeldje in je atelier, Basil! Het haar krulde om haar gezichtje als donkere blâren om een bleeke roos. En haar actie … maar dat zal je van avond zelf zien. Zij is een geboren artiste.

Ik zat als betooverd in die smerige loge. Ik vergat, dat ik in Londen, in de negentiende eeuw was. Ik was weg met mijn liefde; in een woud, dat niemand ooit gezien had. Zoodra de voorstelling afgeloopen was ging ik achter de coulisses en sprak met haar. En toen wij daar zoo samen zaten, kwam er iets in haar oogen, iets wat ik er vroeger nooit in gezien heb. Mijn lippen bogen zich naar de hare, wij kusten elkaâr. Ik kan je niet zeggen, wat ik op dat moment voelde. Het was mij of mijn geheele leven zich concentreerde in die eene stip van rooskleurig geluk. Zij beefde en trilde als een witte narcis. Toen gooide zij zich op de knieën en kuste mijn handen. O! ik voel, dat ik je dit alles niet zoo moest vertellen, maar ik kan niet anders. Ons engagement is vooreerst natuurlijk nog een diep geheim. Ze heeft er zelfs haar moeder niets van verteld. Ik ben benieuwd wat mijn voogden er van zullen zeggen. Lord Radley zal natuurlijk razend zijn. Het kan mij niets schelen. Ik word dit jaar nog meerderjarig en dan kan ik doen wat ik wil. Heb ik geen gelijk gehad, Basil, mijn liefde te putten uit de poëzie en mijne vrouw te vinden in Shakespeare's drama's! Rosalind sloeg haar armen om mij heen en Juliet kuste ik op den mond.

—Ja Dorian, ik geloof, dat je goed deed! antwoordde Hallward langzaam.

—Heb je haar van daag nog gezien? vroeg Lord Henry.

Dorian Gray schudde het hoofd.

—Ik nam afscheid van haar in het bosch van Arden en ik zal haar terug vinden in de tuinen van Verona.

Lord Henry dronk peinzend van zijne champagne.

—Bij welk gewichtig moment heb jij het eerst van een huwelijk gesproken, Dorian? En wat antwoordde zij daarop? Of ben je alles weêr vergeten?

—Maar Harry, het is geen handelszaak en ik heb haar ook niet in optima forma gevraagd. Ik zei haar, dat ik haar liefhad, en zij antwoordde, dat zij niet goed genoeg was om mijn vrouw te zijn. Niet goed genoeg! De heele wereld is niets voor mij bij haar vergeleken.

—Vrouwen zijn toch verbazend practisch, murmelde Lord Henry; veel meer dan wij. Bij zulke gelegenheden vergeten wij meestal te spreken van een huwelijk maar zij herinneren het ons altijd vast.

Hallward legde hem de hand op den arm.

—Spreek zoo niet, Harry. Je doet Dorian verdriet. Hij is niet als andere mannen. Hij zoû niemand ooit ongelukkig maken. Daar is hij te goed voor.

Lord Henry zag over de tafel heen.

—Ik doe Dorian geen verdriet, antwoordde hij. Ik vroeg en de eenige reden, die ik als excuus kan aanvoeren was: dat ik vroeg uit nieuwsgierigheid. Het is mijn theorie, dat het de vrouwen zijn, die ons mannen vragen, maar wij nooit de vrouwen. Behalve bij den burgerstand natuurlijk. Maar de burgerstand is ook niet modern.

Dorian Gray lachte en schudde het hoofd.

—Je bent onverbeterlijk Harry, maar het kan mij niet schelen. Het is onmogelijk boos op je te zijn. Als je Sybil Vane ziet, zal je zelf voelen, dat de man, die haar ongelukkig kan maken, een ellendeling moet zijn, een ellendeling zonder hart. Ik kan me niet begrijpen, hoe je iemand, die je lief is, verdriet kan doen. Ik heb Sybil Vane lief en ik zal haar zetten op een gouden piedestal, en de heele wereld zal de vrouw aanbidden, die de mijne is. Wat is het huwelijk? Een onverbreekbare belofte. Daarom bespot je het. O, lach niet. Het is juist wat ik doen wil. Haar vertrouwen, haar geloof in mij, maakt mij goed. Wanneer ik met haar ben, hindert mij alles wat jij me geleerd hebt. Ik word heel anders dan jij me kent totnogtoe. Ik word geheel veranderd en de enkele aanraking van haar handje, doet mij al je slechte, tooverachtig giftige en toch heerlijke theorieën vergeten.

—En die zijn …? vroeg Lord Henry, zich aan een weinig slâ helpend.

—O! je theorieën over het leven, je theorieën over liefde, je theorieën over genot. Kortom, al je theorieën Harry!

—Genot: dat is het eenige een theorie waard, antwoordde hij met zijne zachte stem, vol muziek. Maar ik mag niet beweren, dat die theorie van mij is. Het is een theorie van de natuur zelf. Genot is de toetssteen van de natuur, haar teeken van goedkeuring. Wanneer we ons gelukkig voelen, zijn wij altijd goed, maar wanneer wij goed zijn, voelen we ons niet altijd gelukkig.

—Maar wat versta je onder "goed"? riep Basil Hallward.

—Ja, herhaalde Dorian, zich in zijn stoel achterover werpend en Lord Henry aanziende over de zware trossen van purperkleurige irissen, die midden op de tafel stonden; wat versta je onder "goed", Harry?

—In harmonie te zijn met jezelf, hernam hij, de fijne poot van zijn glas even aanroerend met zijne witte, spitse vingers. Het wordt wanklank, als je gedwongen wordt in harmonie te zijn met een ander. Je eigen individueel leven is het voornaamste.

—Maar als je nu voor niemand leeft dan voor je eigen ik, Harry, moet je die harmonie toch ook heel duur betalen, wierp de schilder tegen.

—Ja, tegenwoordig is alles duur. En de tragedie van de armen is ook, dat zij zich niets kunnen permitteeren dan zelf ontzegging. Mooie zonden zijn, even als alle dingen, het privaat eigendom van de rijken.

—Je betaalt die dingen niet alleen met geld.

—Waarmeê dan, Basil?

—Nu, ik zoû denken met berouw, met verdriet en … met het bewustzijn, dat je hoe langer hoe lager zinkt.

Lord Henry haalde de schouders op.

—Hoor eens kerel, mediaevistische kunst is charmant, maar mediaevistische emoties zijn heelemaal verouderd. In fictie kan je ze natuurlijk altijd gebruiken. Maar de eenige dingen, die je ook in fictie gebruiken kan, zijn juist die, welke je opgehouden hebt als feiten te beschouwen. Geloof me, geen gecivilizeerd mensch heeft ooit berouw van genot, en een ongecivilizeerd mensch weet nooit wat genot is.

—Ik weet het! riep Dorian. Iemand te aanbidden!

—Het is zeker beter dan aangebeden te worden, antwoordde hij en speelde met een paar vruchten. Want dat is altijd een vervelend iets. Vrouwen behandelen ons precies, zooals de menschheid haar goden. Zij aanbidden ons, maar hebben altijd iets van ons te verlangen.

—Ik zoû zeggen, dat, wat zij ons ook mogen vragen, zij het ons toch altijd eerst gegeven hebben, murmelde de jongen ernstig. Zij scheppen liefde in ons; ze hebben dus ook het recht die terug te vragen.

—Volkomen waar, Dorian! riep Hallward.

—Niets is ooit volkomen waar, zei Lord Henry.

—Dit wel, viel Dorian in. Je zult toch toestemmen, Harry, dat een vrouw het goud van haar leven geeft aan haar man!

—Mogelijk, zuchtte hij; maar ze willen het altijd in kleingeld terug hebben. Dat is juist het vervelende. Een geestig Franschman heeft eens gezegd: Vrouwen inspireeren tot meesterwerken, maar verhinderen de uitvoering ervan.

—Harry, je bent onuitstaanbaar. Ik begrijp eigenlijk niet waarom ik van je hoû.

—Je zult altijd van me blijven houden, Dorian, antwoordde hij. Willen jullie koffie drinken? Breng koffie, fine-champagne en cigaretten. Of neen, geen cigaretten, ik heb ze zelf wel. Basil, je moet waarachtig geen sigaren rooken, neem nu een cigarette. Een cigarette is het volmaaktste type van een volmaakt genot. Het is iets exquis, en het laat je onbevredigd. Wat wil je meer. Ja Dorian, je zal altijd van mij blijven houden. Ik ben voor jou de verpersoonlijking van alle zonden, die je nooit hebt durven begaan.

—Wat een nonsens, Harry, riep de jongen en stak zijne cigarette met een vuurtongig zilveren draakje aan, dat de knecht op tafel geplaatst had. Maar laat ons nu gaan. Als Sybil opkomt, zal je een nieuw levensideaal hebben. Je zal iets in haar zien, wat je nog geheel nieuw en onbekend is.

—Ik geloof niet, dat er iets onbekends voor mij is, zei Lord Harry, met een moede uitdrukking in zijne oogen; maar ik ben altijd klaar voor een nieuwe emotie. Hoewel ik niet geloof, dat er nog zoo iets voor mij is weggelegd. Maar je mooi vriendinnetje kan mij misschien interesseeren. Ik zie graag goed acteeren. Dat is veel reëeler dan het leven. Kom, laat ons nu gaan. Dorian, ga jij met mij meê. Het spijt me wel, Basil, maar ik heb maar twee plaatsen in mijn brougham. Neem jij dan een cab achter ons.

Zij stonden op, deden hunne overjassen aan en dronken de koffie even, staande, uit. De schilder was stil en zichtbaar afgetrokken. Er hing een nevel over hem. Dit huwelijk deed hem pijn en toch scheen het hem, dat er iets nog veel ergers had kunnen gebeuren. Na eenige minuten gingen zij de trap af. Hij reed alleen, zooals afgesproken was, en hij staarde naar de flikkerende lichten van het rijtuig vóór hem. Een vreemd gevoel, als had hij iets verloren, kwam over hem. Hij voelde, dat Dorian Gray voor hem nooit meer zijn zoû wat hij vroeger geweest was. Het leven was tusschen hen gedrongen … Zijne oogen verduisterden en de woelige, lichtende straten mistteden weg. Toen de cab stilhield voor het gebouw was het hem of hij jaren ouder was geworden.

VII.
49 of 159
7 pages left
CONTENTS
Chapters
Highlights